Het is een hoek in de kamer waar ik liever niet naar kijk. Dozen staan opgestapeld, een rijtje ordners staat op omvallen. Stapels tijdschriften, zeker 5 jaargangen. Lego, bouwpakketten. 10 bakken met CD’s, die nooit meer gedraaid worden in dit spotify tijdperk. Houten opbergbakken van IKEA, ooit handig want ze lieten zich zo makkelijk verstoppen onder een hoge zitbank, vol met onhandelbaar groot kinderspeelgoed. Maar vooral die dozen, schots en scheef, uitpuilend met papieren, foto’s, oude kranten. Kleren. Rouwkaarten. Gedenkkaartjes. Het is de hoek waar al wat met Pepijn te maken heeft, is beland. Ik ben niet ruim behuisd, dus vroeg of laat moet ik hier iets mee, het is een volstrekt ontoegankelijke hoek geworden.
Ik zucht en begin er aan. Langzaam schift ik de zaken. Ik neig ernaar om elke snipper handgeschreven tekst van Pepijn te bewaren, ik proef er iets van hem in, hij heeft het gecreëerd. Het is me des te dierbaarder, omdat er niet zoveel van is. Zijn schoolschriften van het laatste jaar blinken uit in lege pagina’s – het is duidelijk dat hij geen zin in onderwijs had, in de corona-tijd. Maar die hanepoten, ik kan er geen genoeg van krijgen. Dan een briefje van enkele jaren daarvoor, een vrolijke uitleg waarom hij en zijn broer een briefje van 20 euro, dat ze gevonden hadden in een van onze kasten, hebben gepakt, om zo te kunnen gaan tennissen, dan kon de een de ander introduceren. ‘Hopelijk vinden jullie het goed. Groetekes, Pepijn en Boris.’ Ik tref zijn rugzak van de lagere school. Klein en leeg, aandoenlijk en schattig. Anders dan die van de middelbare school: groter en smerig. Hij is niet meer schoongemaakt sinds de laatste keer dat hij hem gebruikte, die zondag een week voor zijn dood, toen hij voor de eerste keer kwijt was, en om 5 h ‘sochtends thuis kwam. Ik had hem leeg gehaald, maar blijkbaar toch iets over het hoofd gezien. Ik grabbel in de diepte, en tref een zippo aansteker aan. Plus een navulflacon met brandstof. Zippo. Al in mijn jeugd hadden die aanstekers een mythische klank. Ergens anders in de stapels papier tref ik een aankoopbon van de zippo aan, van 15 december 2020. 4 weken voor zijn dood. De aansteker plakt een beetje, net als het navulflacon. Juist de ongewassen viezigheid brengt me terug bij de avond dat we hem aantroffen, of eigenlijk niet aantroffen, de buurt trof hem aan, onze buurjongen vond hem, de politie heeft hem snel naar het mortuarium gebracht, waar wij hem pas uren later, gewassen en al konden zien. De gore aansteker, de rauwheid van het moment, de koude winternacht: ze komen boven. Het hollen door de bosstrook. De verslagenheid dat het te laat was. De koplampen van de politieauto’s. Zijn levenloze ogen in het mortuarium, onze verbijstering. Het gemis dringt zich op, ik voel de pijn weer.
Het is weer even geleden dat ik het zo voelde. Ik ga verder met mijn schifting. Honderden rouwkaarten die mensen ons stuurden. Allemaal gelezen toen, en ontvangen, nooit beantwoord, ondoenlijk. Ik lees flarden van sommige kaarten, waaronder die van burgemeester Femke Halsema. Van mijn oude promotor aan Wageningen universiteit, eind jaren 90; puur en uit het hart, en in een handschrift dat ook van Pepijn had kunnen zijn. Van zijn oude lerares Nederlands op Het Vierde Gymnasium. Ik voel opnieuw het grote medeleven, en daarmee ook de pijn.
Ik tref een mapje aan met het schouwrapport, en wat overbelichte nachtelijke politiefoto’s van hoe Pepijn is aangetroffen. Opnieuw treft me de rauwheid, de harde werkelijkheid van zijn sterfplek. De tent die opengescheurd was, zijn rode trui die over de borst volledig opengeknipt was, net als het oranje KNVB shirt dat hij eronder droeg. Zijn blote borst, waar wat sneeuwvlokken op te zien zijn, naast wat dons uit de binnenvoering van zijn winterjas – ook opengeknipt. Koptelefoon op zijn hoofd, pakje fris onder zijn arm. Ogen gesloten, de mond halfopen. Levenloos. Ik ben weer helemaal terug in het onmogelijke moment, de tranen biggelen over mijn wangen.
Die ongepolijstheid…. Ik heb het nodig om emotie weer te ervaren, om open te blijven. De pleister van de tijd en het leven van alledag wordt even weggerukt, bloed vloeit. Maar ook leven. Het brengt verzachting, en ik voel de liefde voor mijn zoon. Ik zit te midden van de brokstukken, en ruim rustig verder, mijn gemoed is zwaar en zwanger. Intussen speelt ‘O Bêbado e a Equilbrista’, van een oude verzamel CD van Braziliaanse topnummers – opgeduikeld in een van de bakken. Het nummer verhaalt van de Braziliaanse dictatuur in de jaren 60 en 70, waarin zovelen verdwenen. Er zit een ongelofelijke vitaliteit in. Onontkoombaar resoneer ik sterk op een climax ergens halverwege: ‘Uma dor asi pungente, não há de ser inutilmente!’ – een pijn die zo scherp is, mag niet voor niets zijn. Ik zing uit volle borst mee, schreeuw het uit. Precies. Onze jongens, onze jongeren, onze toekomst. Er is een urgentie om zeer gepassioneerd samen te zijn.
Het verleden glijdt door mijn handen. Een oude foto van een jong gezinnetje in Frankrijk, Pepijn een jaar of drie, Boris zes. Papa en mama aan weerszijden, even uitrusten voor een wijngaard, Pepijn een kleine verrekijker om de hals. Het voelt als lang vervlogen tijden. Das war einmal. Komt niet meer terug. Zijn mama is niet meer mijn vrouw, Boris gaat het huis uit, Pepijn is al eerder vertrokken. Zijn gemeentelijke overlijdens akte, de vaststelling van Veilig Thuis Amsterdam-Amstelland dat het geen geval van huiselijke geweld was. Pijnlijk. Het zegt vooral hoe serieus zijn overlijden door de autoriteiten is genomen.
Oude kranten. Ik bewaar er een aantal die een beeld geven van de wereld waarin we leefden in januari 2021. Een absurde wereld. In de week van zijn dood werd 1 jaar corona geëvalueerd in de dagbladen, en werd een begin gemaakt met het invoeren van de avondklok. Jesse Klaver merkte de overlijdensadvertentie van Pepijn op en maakte een statement in de Tweede Kamer over het leed dat de jongeren wordt aangedaan door de coronamaatregelen. De Russische oppositieleider Aleksei Navalny keerde terug naar Moskou en werd bij aankomst gearresteerd. Tien dagen daarvoor bestormden Trump-aanhangers het Capitool. De kranten van een jaar later schreven over Novak Djokovic; hij mocht niet mee doen aan de Australian Open, omdat hij zich niet wilde laten vaccineren, en door de Australische overheid als een staatsgevaarlijk rolmodel werd gezien. Navalny zat nog steeds in het strafkamp. De avondklok gold niet meer begin 2022, maar de cultuursector wrong zich in alle bochten om als ‘ambacht’ toch beperkt open te kunnen, met kappers te midden van de uitvoering van theater en klassieke muziek. Je proeft de ademnood, alom.
Nu, in januari 2023, houdt Djokovic het hoofd koel en wint op indrukwekkende wijze de Australian Open. Na hevige gevechten neemt Rusland Bachmoet in. Duitsland gaat overstag en levert toch Leopard-2 tanks aan Ukraine. Brazilië moet opnieuw voor zijn democratie vrezen nu leger en politie tenminste passief achter de bestorming van het parlement stonden, door aanhangers van oud-president Bolsonaro. Voor het eerst adviseert het ministerie van VWS om minder tegen corona te vaccineren dan meer. Klimaatactivisten ondernemen de ene na de andere actie om de wereld te laten inzien dat scherpe keuzes urgent zijn; een bezet bruinkooldorp in Duitsland wordt ontruimd en bijna 800 mensen worden gearresteerd wegens het blokkeren van de A12 bij Den Haag als protest tegen de subsidiëring van de fossiele industrie. ASML belandt in een geopolitieke strijd tussen de VS en China.
Corona zelf lijkt zo ver weg, we kunnen het ons haast niet meer heugen dat we ooit binnen de muren van ons huis vast zaten, en wat dat met ons deed. Dat is ook goed, het leven wordt voorwaarts geleefd. Maar toch: de pleister van voorspoed en vergetelheid moet er af en toe van af. Het is een wrang geluk bij een ongeluk dat we aan crisissen geen gebrek hebben. Er is haast geen pleister meer die blijft plakken. Onontkoombaar vloeit het bloed van de pijn die we onszelf, de ander en de wereld aandoen. Het is niet langer meer zaak of huilen mág; huilen móet. Rouwen is een noodzaak geworden. Moge het ons milder en wijzer stemmen.

Gewacht tot gisteravond om de muziek te horen, na het lezen van je blog waarbij de tranen al boven kwamen omdat je alles op zo’n fysiek voelbare manier beschrijft. Ik ben ervan overtuigd dat jouw schrijven niet alleen jezelf maar ook anderen helpt in het rouwen. Warme groet!
Lieve Gaston,
Jan-Henk wees me op je Blog, ik was zo druk geweest de laatste tijd dat ik je schrijven vergeten was. Ik loop achter zie ik. Maar na deze tekst lees ik niet verder voor vandaag. Zo rauw, zo prachtig hoe je de rauwe pijn verwoord. Zoveel liefde stroomt er in door. Iedere wond heeft maar tijdelijk een pleister nodig, om te beschermen als de wond nog pril is en moet gaan helen. Ergens komt er een kantelpunt en mag de pleister er steeds vaker af tot het lichaam het zelf kan… je beeldspraak is treffend hier voel ik. Ik mis je,
Dikke knuffel Marieke