Het water is warm, de lucht is koud, de avond zwart. Hoog boven ons de kroon van een dennenboom. Vijf kerels zitten naakt in een hottub, een houten kuip met heet water. Vijf mannen van boven de 50, met hier en daar een coronakilo aan de zijkant. Ik ken ze allang. Er is een vriendschap die ons verbindt, al meer dan 30 jaar. Een of tweemaal per jaar nemen we het bestaan door, soms in een hottub, dan weer op een mountainbike. Wadlopen. Sauna. Altijd met eten. Dit is onze versie van wat vriendenclubs de wereld over doen. Ze waren er voor me toen Pepijn stierf. Ze schepten aarde op zijn graf.
We zijn zeer verschillend, en mogen elkaar graag. Zo divers als we zijn, zo divers denken we over corona. Ook onder ons flakkert af en toe een stevig meningsverschil. Moet iedereen verplicht aan het vaccin? Is de weerstand tegen vaccins iets van een klein clubje dat het voor de rest verpest? Of duidt die op een sociale dynamiek die niet begrepen wil worden? Is een vaccin halen een uiting van solidariteit, of het bewijs dat we in een priktatuur leven? We proberen stellingen uit, bijten erin, maar komen er niet uit. Er valt niet uit te komen. Daar zijn we het dan wel over eens. Er is geen enkele remedie die even de boel oplost.
Die houding verzacht. Misschien is de angel wel dít: de oneigenlijke stelligheid waarmee oplossingsrichtingen worden aanbevolen of zelfs publiekelijk worden opgelegd, het idee van ‘als we nu dit doen, dan zijn we er van af’. Laten we accepteren dat we nog steeds in de mist varen, net als in maart 2020. Zoals we eigenlijk altijd in de mist varen, het bestaan laat zich immers nauwelijks dwingen. In dat besef klautert één van ons uit de kuip, trotseert de kou, en haalt nog wat bier.
Wat we ook doen rondom corona: we zijn alleen problemen van de vorige oorlog aan het oplossen. De urgentie vertroebelt elk perspectief op de toekomst. Op het werkelijke probleem. De mismoedigheid die mij af toe ten deel valt gaat hierover. Ik wil best een prikje zetten, niet zozeer om corona de wereld uit te helpen, maar vooral om tijdelijk verlichting te geven aan de ziekenhuizen. Mag ik daar de voorwaarde aan koppelen dat dan tegelijk ook gewerkt wordt aan fundamenten voor een beter zorgstelsel? Het zou mij helpen als we niet langer spreken over een coronacrisis, maar over een zorgcrisis. Dan komen meer oplossingsrichtingen in beeld. Voor corona wil ik niet veel meer doen, voor een duurzamer en gezonder zorgstelsel des te meer.
Het is makkelijk praten in zo’n hottub. De ontspanning daar staat in schril contrast met de jachtigheid van de discussies buiten het warme water. Bijna schreef ik ‘in het gewone leven’. Dat lijkt me nu precies het probleem. Zo lang we denken dat het gewone leven begint als we niet meer in de hottub zitten, als we uit de ontspanning geraken, blijven we gevangenen van onze jachtigheid. Blijven we die verwilderde hardloper, die met zijn tong uit zijn mond en uitpuilende ogen naar de volgende brand holt, blusapparaat op zijn rug. Het speeksel krijgt geen kans om op te drogen, want daar wacht al weer het volgende vuurtje. Dat is dan weer het voordeel van een hottub: je zit zowat op het vuur, maar wel in het bluswater.
Misschien zou het volgende kabinet niet op de hei geformeerd moeten worden, maar in een kuip met heet water. En dan elkaar afdrogen graag.


Mooi voorbeeld, die mannen die het oneens blijven en evengoed verbonden. Een verbond dat veel verder gaat dan hetzelfde over iets denken.
“Zoals we eigenlijk altijd in de mist varen,
het bestaan laat zich immers nauwelijks dwingen. “….
Ja, en dat maar toestaan en voelen, kwetsbaar zijn naar het leven en naar de dood en daarin delen met elkaar… naakt als jullie mannen in de hottub…
Je verwoord en beschrijft het heel mooi Gaston, de verzachting is zo voelbaar… En ik voel daardoor heen ook Pepijn die denk ik ook jouw hart en zovéél harten zo open heeft gescheurd in alle pijnlagen, die zijn dood heeft geraakt…