Voor het slapen gaan lees ik ‘Tegen het vergeten’ van de Vlaming Peter Verhelst. Over het vergeten en vooral herinneren van zijn overleden moeder.
Prachtig, taai, een onstopbare stroom metaforen. De eerste komt binnen, de tweede is een onnavolgbaar. De derde – onbegrijpelijk, de vierde raakt me vol in de maag, de vijfde glijdt langs me heen, de zesde…..
Vermoeid leun ik achterover in mijn kussens. Niet te doen.
Dan verschijnt daar plotseling deze zin:
“… ik besef nog maar eens dat schrijven niet alleen een vorm is van denken (met je hele lichaam), maar vooral van spreken over hoe je niet kunt spreken (niet door antwoorden te geven, maar door de oorspronkelijke vraag elke keer met andere woorden te stellen).”
Ik ben weer klaarwakker. Dat is het, dat is het! Daarom schrijf ik! Ik weet het weer!
Het is half twee, en dan ligt daar dit vers.
Stapelbed Op kamp sliep je nooit Iemand boven je liet een scheet Onder je werd geboerd Links werd gekeet Rechts slechts geloerd Zelf gooide ik kussens Zong hardop en luid Ik volgde anderen en zij mij Onmogelijk om hier tussenuit Gevangen in het spel zijn wij Wat als boven je corona Onder je kanker, en het klimaat Links van je de eerste, tweede en derde oorlog Rechts militant en uit de maat Achter je te vroeg gestorvenen En vooraan burgers vertrapt door de staat Overweldigd, overmacht: Zoveel, zo groot, zo geklit aan elkaar Ik snak naar adem - daar! daar! Het stapelt in de nacht Ik verberg me achter kussens Huil hardop, maar zacht Stel dat iemand mij hoort Stel dat iemand om mij lacht Wat als ik toch harder zou janken En wat als ik niet onder stoelen of banken Wat als mijn tranen springen van bed naar bed Wat als iedereen naar hartenlust zou janken En evenmin onder stoelen of banken Wat als de bedden baden in aanvaard zeer Tranen wassend meer in meer Ieder voor zich, God voor ons allen Wat als we samen zijn gevallen In klanken Rauw Ongeremd Teer Misschien Misschien zijn we dan gered





<3
een vers vers, klaar voor de pers