De vitrine

Eindelijk heb ik de spullen binnen voor een vitrine van de schoenen van Pepijn. Ik heb alles precies uitgerekend, afgepast. Hoe wil ik de schoenen kunnen zien, hoe dik moet het materiaal zijn, hoe sluit ik de vitrine af. Ik heb het plexiglas besteld. Ik heb filmpjes nagekeken hoe je plexiglas monteert. Ik heb antistatische spray besteld. Schuurpapier om de randjes voor verlijming geschikt te maken. De lijm, de speciale lijm. Leveranciers gezocht, offertes gevraagd. Om proefstukjes gebeld, zo kan ik oefenen met het lijmen, niet eerder heb ik met plexiglas gewerkt.

En nu ik het spul heb zie ik er tegen op om het in elkaar te zetten. Het zit in een doos, en ik durf het niet te openen. Want ik weet dat als ik er aan begin, ik het ook af moet maken, en dat kost een paar uur. Want ik wil het netjes doen.

De ergernis kruipt omhoog. Gadverdamme, waarom moet het zo perfect? Hoe anders ben jij Pepijn, jij zou dit nooit doen, jij zou het hats-flats in elkaar plakken, rag-rag, snel-snel, ongeveer, het idee is ruw, en páng, het staat er. Een heerlijke energie. Verscheurd loop ik te ijsberen door mijn kamer, en ik laat de energie en de gal stromen. Godverdomme al dit nadenken, ik heb er helemaal geen zin meer in, krijg de klere, ik wil het gewoon bij mekaar kwakken, niet al dat bedachtzame, dat trage, en nog dit, en nog dat detail, het duurt te lang. Dat hemeltergende geduld, dat gecontroleerde, dat zorgvuldige, mens, ik wil bijten, iemand de strot afscheuren, in mekaar meppen, stoelen door de kamer smijten, aarrgh! Het ijsberen is stampvoeten geworden, handenwringend en knarsentandend en boos.

Maar nee, mijn reet Pepijn, ik doe het niet op jouw manier, ik doe het op mijn manier. Ik maak het netjes, dit wordt een prachtige vitrine, het wordt helemaal transparant, en jouw godvergeten smerige schoenen, de laatste schoenen die je aan hebt gehad, op de laatste avond van jou op aarde, die staan er in. Die staan er in met het zand er nog op van de laatste dag, ik heb er geen korrel van weggehaald. Ze zijn nog zo smerig als op de laatste avond dat jij ze aan hebt gehad. Die schoenen gaan hier tentoongesteld worden. In een spik en span doorzichtige transparante vitrine.

Zo zullen jouw voetstappen in ons midden altijd tastbaar blijven.

Het zijn niet eens jouw schoenen, het zijn de oude schoenen van Boris. Jij had ze de laatste maanden vaak aan, omdat er een gat zat aan de voorkant, zodat jouw grote teen, die ontstoken was, wat meer lucht had en geen wrijving ondervond.

Ik moet weer denken aan het mortuarium. Dat was de eerste keer dat we je zagen, als dode. Stil. Lijkbleek. Met blote voeten. En onmiskenbaar jou. Ik heb gejankt, ik heb je zere teen aangeraakt, gestreeld. Je hoofd, je lippen. We hebben een selfie gemaakt, Boris, Titia en ik achter je hoofd. Samen en toch niet samen.

Langzaam daalt het woelige stof neer, breekt het verzet. Dik drie maanden nadat het plexiglas is binnengekomen, begin ik er dan eindelijk aan. Het oefenen met de proefstukjes haalt de kou uit de lucht. En plots gaat het toch snel. Na een paar uur verschijnt daar de vitrine, precies zoals bedacht. De lijm moet nog een nacht uitharden. De volgende ochtend haal ik je schoenen uit de politiezak, waar ze al die tijd in gezeten hebben, bijna anderhalf jaar lang. Ik pak ze op om ze in de vitrine te plaatsen, en stop dan bruusk de beweging. Dit gaat te snel. Ik voel dat ik een stuk van jou vast heb. Daar hoort aandacht bij, het vraagt om aandacht. En met enige reverentie plaats ik jouw schoeisel in de vitrine. Ik doe het deksel erop, en het staat. Zoals Epke Zonderland stond na zijn olympische rekstokfinale in London 2012. Zoals de schedel bezet met diamanten van Damien Hirst ooit pronkte in het Rijksmuseum. Nu nog op een pilaar zodat de vitrine goed tot zijn recht komt. Het is fraaie taaie schoonheid, en ik voel me voldaan. Blij dat dit is volbracht.

2 gedachten over “De vitrine

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *