De kunst van het rouwen is een grote. Ik heb veel aan een boek van Manu Keirse hier over. Deze Vlaming schrijft zeer invoelend en respectvol, en slaagt er tegelijk in de toon licht te houden. Zijn decennialange onderzoek laat zien dat rouw een proces is van jaren, dat ‘verwerken’ niet aan de orde is, omdat het inhoudt dat het ooit ‘af’ kan zijn – en dat is het niet. Het verdriet popt op op de meest onverwachte momenten, soms jaren later, in de meest onverwachte situaties. Hij benadrukt ook dat ieders rouwproces uniek is; mannen rouwen anders dan vrouwen, kinderen anders dan ouderen, jij anders dan ik, enzovoort. De derde les die ik er aan ontleen is dat jezelf toestaan je emoties te tonen en te laten spreken, hoe ongepolijst ook, geen teken is van labiliteit – of erger, een depressie – maar juist een teken van een volwassen, emotionele stabiliteit. Het is normaal.
Wat dan moet ik dan met de uitspraak van Roxanne van Iperen, die in 2021 de 4-mei lezing verzorgde? Zij beweert dat we meer rouwarbeid moeten verrichten, in dit citaat:
Of het nu gaat over trauma’s van de Tweede Wereldoorlog, Nederlands-Indië, de koloniale tijd, Srebrenica, de Molukkers of de veteranen: de last van het onbedwongen verleden wordt pas verlicht als de mythe plaatsmaakt voor weten. Dat vergt rouwarbeid. Afdalen, stil zijn en álle stemmen aanhoren, ook de diepste uithalen van smart en van angst.
Morgen vieren we de vrijheid, vandaag mag het gisten tot het pijn doet.
Roxanne van iperen, 2021
Ik vind dit gecompliceerd. Ik begrijp dat Roxanne wil dat dat wij alle pijn, in welke vorm dan ook, uit het verleden durven blijven horen en zien. Dat lijkt me heel logisch en goed. Het punt is, is dat ze ook lijkt te zeggen dat degenen die niet de pijn hebben ondergaan, wel de pijn moeten durven toelaten. Dat zijn dus twee verschillende personen. Ik kan alleen mijn rouwarbeid doen om mijn pijn, jij om de jouwe. Een ander kan slechts ruimte scheppen voor deze hoogstpersoonlijke rouwarbeid. Dat lijkt mij de eerste taak te zijn die wij hebben, en ‘wij’ zijn dan de mensen die na de gruwelen zelf zijn geboren. Dat doen we voor hen die het wel uit eerste hand hebben meegemaakt, en voor hen die nadien het ontbreken van ruimte hebben ervaren.
Er is echter een mogelijkheid om een stap dieper en betekenisvoller gaan. Die ligt in de uitdaging om de pijn van een ander ook tot onze pijn te maken. Daarvoor moeten we onszelf kunnen identificeren met de ander. Dat vraagt om empathie. De bereidheid om de ander toe te laten.
Een vreemde wellicht toe te laten.
Iemand die je zelfs mogelijk niet zou willen zien.
Ook dat kan pijnlijk zijn, want het roept allerlei primaire reacties en oordelen op: de ander geheel aanvaarden en invoelen zoals die is, ondanks eventueel begane wreedheden, is niet niks. Het betekent niet dat alles ok en vergeven is wat de ander gedaan heeft. Het betekent wel dat de pijn van de ander gevoeld wordt en het dan onze éigen rouwarbeid wordt. En krijgt die bovendien een dubbele kracht: het maakt onze samenleving inclusiever. We kunnen de pijn voelen van hen die vernederd zijn in de Tweede WO. Van hen die in vredestijd zijn buitengesloten. Van hen die geliefden hebben verloren. Van hen die hun land hebben verloren. Over tijd en generaties heen kan er dan werkelijk gedeeld gerouwd worden. Omdat ik jou, iedereen ben.
Het maakt niet alleen de samenleving, maar de hele wereld inclusiever. Want ook over landsgrenzen en geopolitieke verschillen heen kan gedeeld gerouwd worden. Hadden we de pijn van sommige Russen om het uiteenvallen van de Sovjet-Unie ingevoeld, dan was de oorlog in Oekraïne wellicht niet begonnen. Zeker weten doe ik het niet, maar de mogelijkheid neemt toe. Omdat ik niet alleen jou, maar ook iedereen ben. Omdat wij iedereen zijn.
Omdat de ander in wezen niet bestaat.
Dat plaatst 4 en 5 mei in een ander licht. De dagen zouden wellicht omgedraaid moeten worden, of liever, aangevuld. Eerst staan we stil bij ons gedeelde menszijn, onze gedeelde menselijkheid, op 3 mei. Opdat er ruimte komt voor gezamenlijk rouwen, op 4 mei. Die vrijheid, die hoeven we dan daarna eigenlijk niet meer te vieren. Die ontstaat dan namelijk vanzelf.
Toch willen we graag een dag extra vrij hebben, dus op 5 mei gaan we los -met een kanttekening. De 5-mei viering staat nu vooral in het teken van verdediging, van het besef dat vrijheid niet vanzelfsprekend is, dat het te voet komt en te paard kan gaan. Het lijkt in deze tijd bovendien geregeld te gaan over individuele vrijheid. Dat versmalt het perspectief wel erg tot een uitspatting van hedonisme.
Laten we daarom 4-5 mei anders in gaan vullen. En vrijheid gaan zien als een logisch gevolg op een diep gevoeld besef van gedeelde menselijkheid. Eens per jaar dat in ons bewustzijn verankeren, dat is de beste verdediging van vrijheid.
Mijn rouwarbeid lijkt vanuit dit perspectief zo eenvoudig: Pepijn voelt als een deel van mij. Alsof er een orgaan is dat mist. Dus empathie is eenvoudig. Het toelaten van het feit dat Pepijn zo in mij zit is een ander verhaal. Een deel van mijn identiteit is dat Pepijn onderdeel van mij is. Ik moet dat eerst toelaten in al in zijn pijnlijkheid. En vervolgens aanvaarden dat hij op een bepaalde manier geen deel meer uit maakt van mij. Dat ik een zelfstandige identiteit heb, naast Pepijn. Pas als ik dat kan zien, kan voelen, dan ben ik een stap verder.
Rationeel is dat niet zo ingewikkeld. Maar een gevoelsmatig besef ervan ondergaat hetzelfde lot als vrijheid: het komt te voet het gaat te paard. Hoewel… soms ís het er gewoon, en sluipt dan traag weer weg. Hoe dan ook: rouwarbeid – en vrijheid – bestaat uit bokkesprongen.
Logisch eigenlijk die bokkesprongen, als je beseft dat de meeste dieren ze vertonen in de lente, als het nieuwe leven weer gaat stromen en de wei in gaan vrijheid betekent.


“Omdat ik jou, iedereen ben” – dit erkennen lijkt idd een toegangsweg tot diepere empathie, tot gemeenschap. Maar het is ook spannend, kan als bedreigend voelen.
Je fantasie over het anders vieren van 4 en 5 mei spreekt me aan, wat zou het verrijkend en gemeenschapsbevorderend zijn als mensen er op deze manier bij stil willen gaan staan.