Knielen op de bankjes deed ik toch maar niet, mijn knieën waren beiden geschaafd in een struikelpartij op de tennisbaan. Maar voor de rest stond ik, net als de anderen in de kerk, op als de priester erom vroeg, en ging weer zitten als dat de bedoeling was. Bij toeval waren mijn broer en ik beland in de Heilige Mis in de Sacre Coeur in Parijs. De dag ervoor hadden we Roland Garros bezocht. Vandaag, voor de terugreis naar Nederland, besloten we de befaamde kerk te bezoeken.
De Sacre Coeur is de kerk van het Heilige Hart. Zij is eind 19de eeuw gebouwd ter herinnering aan de 58.000 gestorvenen in de Franse-Duitse oorlog. Dat immense leed had begrijpelijkerwijs veel aandacht nodig om ontvangen te worden. Een Groot Hart. Een niet-oordelend, compassievol Hart, waarin de diepe pijn aanvaard en doorleefd kon worden.
We waren niet de enigen, het barstte van de toeristen, maar wel een van de weinigen die ook in de kerkbankjes schoven om de mis bij te wonen. Intussen schuifelden drommen toeristen in een grote boog om het middenschip met de bezoekers van de mis. De nonnen, geheel in wit, zongen het Kyrie Eleison. De priester droeg de dienst op, en sprak over de betekenis van Hemelvaart. Het beurtelings gezang van de nonnen legde een gewijde sfeer in de ruimte. Zowel de verstilling in het midden als de beweging aan de randen hielden moeiteloos vast aan hun eigen dynamiek. Ik was onder de indruk, er was geen wanklank, er was geen spanning, het wereldse en het heilige gingen gewoon samen.
Als ik me inspande kon ik het zachte geprevel van de priester volgen, maar liever liet ik de omstandigheden op me in werken. Daar zat ik naast mijn broer, en beiden waren we met onze gedachten bij Pepijn. Op een gegeven moment nodigde de priester ons uit om te bidden. Het leek of de aandacht van eenieder wat intenser naar binnen ging. Ik vroeg me af wat bidden eigenlijk was. Plots voelde ik dat het om hoop ging. Vroeger begreep ik de teksten niet, ze spraken niet tot me, het ging over een God die mij zou Verlossen. Nu voelde ik dat het me ging om een intense wens dat er nieuw licht mag ontstaan. Dat het mij, dat het anderen goed mag gaan. Ik hoopte dat het cynisme dat ik af en toe de kop op voel steken, mag wijken. Dat ik mijn hart open houd en me niet afsluit van de wereld. Dat ik kan zijn met de onmacht en het gestuntel in de wereld, en van mezelf, hoe pijnlijk dat ook is om te ervaren. Dat ik mijn hoofd niet afwend wanneer het moeilijk wordt. Dat is wat ik hoopte. Op een gegeven moment eindigde het gebed, en viel het ‘Amen’. We werden uitgenodigd om ons te wenden tot onze buurman of vrouw. Intuïtief omhelsde ik mijn broer en wenste hem het beste. Ik kreeg van hem de vrede van Christus er voor terug, hij wist de formulering. Dan de vrouw voor mij. De vrouw achter me. En toen de man aan de overkant van het middenpad. Ook hij knikte me bemoedigend toe, en ik hem. Het ontroerde me diep. Ik besefte dat dit niet zomaar het slaafs volgen van een kerkelijk ritueel was. Dit bidden was geen afsmeken van gunsten van de goede God. Dit bidden was een vorm van zelfbekrachtiging. Van mezelf moed inspreken. Opnieuw de innerlijke bakens scherp richten, de uitgangspositie van waaruit ik mezelf en de wereld tegemoet wil treden. Opdat ik in de ander de grootsheid kan zien die zich verschuilt achter de façade, het uiterlijk, de kleren, het gedrag. Opdat ik in de ander dezelfde ruimte, hetzelfde Grote Hart kan zien dat in mijzelf huist. Bidden is hopen. Bidden is geen versjes afdraaien. Bidden is geen positief denken. Bidden is actief jezelf in positie brengen, je spirituele en ethische grondhouding ten aanzien van het bestaan opnieuw aanvaarden. Terugvinden. Stof afblazen. Het was er altijd al, maar we halen het eeuwige en het tijdelijke meestal door elkaar. En menen in het stof het eeuwige te zien, en de glimpen van verlichting als tijdelijke verlossing. We vergissen ons, het is omgekeerd.
We gingen ter communie, en schuifelden naar voren in de rij. Het lichaam van Christus kreeg een goede plek onder mijn tong.
Op veel plekken heb ik inmiddels het gedenkkaartje van Pepijn achtergelaten. Ik heb het eigenlijk altijd bij me. Op vakanties plaats ik het vaak in kerken en kappelletjes onderweg, en steek een kaarsje op. Ik vind het fijn om te doen, even stil zijn, in een ruimte die daartoe uitnodigt. Dit maal had ik geen kaartjes bij me, vergeten. Het plan om Roland Garros te bezoeken was ook pas kort ervoor ontstaan, bij toeval hadden we nog een kaartje weten te bemachtigen voor de dag na hemelvaart. Ik had niet verwacht een kapelletje aan te treffen in de fysieke, monomane wereld van Roland Garros – alleen de tempel van Nadal.
De dienst liep af, en we gingen naar buiten. De zon scheen uitbundig. Het was zo mogelijk nog drukker geworden op de trappen van de Sacre Coeur, je kon op de hoofden haast lopen. Toen deden we wat ik me bij het omhoog gaan al had voorgenomen, bij gebrek aan gedenkkaartje: een slotje hangen aan een van de hekken aan de randen. Een ritueel van een heel andere orde dan daarbinnen in de kerk, maar niet minder waardevol. De slotjes worden overvloedig aangeboden, door meest Afrikaanse kooplui op kleine matjes, naast mini-Eiffeltorens en andere prullaria. Je krijgt een pen te leen om er iets op te schijven. En daar hangt dan een slotje voor Pepijn, aan de onderkant van een hek waar nog ruimte was. Ik kneep het slotje dicht, en op dat moment voelde mijn liefde voor deze jongen weer heel tastbaar en alledaags. Ik kon hem even vastpakken, omhelzen, en in mijn hart voelen dansen.




Fijn dat je dit met E10 hebt ervaren 😘
Mooi geschreven broer. En dankbaar voor de beschreven momenten.
Ik heb een stukje gekopieerd en bewaard. En je blog met Pinksteren gedeeld met anderen omdat ik voelde hoe de geest erdoorheen ademde. Dankjewel.
“Dit bidden was geen afsmeken van gunsten van de goede God. Dit bidden was een vorm van zelfbekrachtiging. Van mezelf moed inspreken. Opnieuw de innerlijke bakens scherp richten, de uitgangspositie van waaruit ik mezelf en de wereld tegemoet wil treden. Opdat ik in de ander de grootsheid kan zien die zich verschuilt achter de façade, het uiterlijk, de kleren, het gedrag. Opdat ik in de ander dezelfde ruimte, hetzelfde Grote Hart kan zien dat in mijzelf huist. Bidden is hopen. Bidden is geen versjes afdraaien. Bidden is geen positief denken. Bidden is actief jezelf in positie brengen, je spirituele en ethische grondhouding ten aanzien van het bestaan opnieuw aanvaarden. Terugvinden. Stof afblazen. Het was er altijd al, maar we halen het eeuwige en het tijdelijke meestal door elkaar. En menen in het stof het eeuwige te zien, en de glimpen van verlichting als tijdelijke verlossing. We vergissen ons, het is omgekeerd”.
Hoi Marret,
Ja dat stukje vloeide in een stroom uit de pen.
Ben benieuwd of je reacties hebt gekregen op het delen van het blog.
Dank voor je support als altijd.
Gaston
Ik heb het voorgelezen bij de start van een gemeenschappelijke maaltijd in onze woongroep. Mensen voelden zich er zeer door geraakt.
Wat een mooi moment om voor te lezen. Txs.
Inderdaad, wat een mooie tekst, Gaston, die je meteen ook deelgenoot maakt aan jouw gebeds-ervaring. ‘Bidden is je in positie brengen, je spirituele en ethische grondhouding ten aanzien van het bestaan opnieuw aanvaarden.’ Ik ben het zeer mee eens. Eens die positie aanvaard kan ‘het Bestaan’ in jou ook weer zijn werk doen…’Het was er altijd al maar we halen het eeuwige en tijdelijke meestal door elkaar.’
zo voel ik het ook. Dank!