Al vroeg in de ochtend ben ik buiten. Vandaag wil ik het anders aanpakken, het heft in eigen hand nemen, en me niet laten meevoeren op de golf van onuitgeslapenheid en ik-ben-nog-niet-wakker-dus-ik-kan nog-niets. Ik ben al te lang en te vaak in bed blijven hangen.
Ik maak een meditatieve wandeling door mijn buurt. In een traag tempo zet ik mijn voeten neer, de een voor de andere, het zwaartepunt ergens onder mijn perineum. Ik kijk om me heen en probeer de wereld tot me te laten komen, in plaats van dat ik de wereld visueel in stukken hak en opeet. Met andere woorden: ik geef geen naam aan de dingen om me heen.
Intussen raast af en toe het ochtendnieuws door mijn hoofd. Boeren hebben vuurtjes gestookt op snelwegen en andere blokkades opgeworpen. Ik maak me zorgen over het samenklonteren van brokstukken semi-fascistisch gedachtengoed, waarin terechte kritiek op overheid, gezondheidszorg, landbouwbeleid en globalisering wordt vermengd met onwelriekende ideeën over blut-und-boden, apocalyptische analyses van een door een veronderstelde elite-aangestuurde-nieuwe-wereldorde-die-het-volk-tot-slaaf wil maken, en andere reactionaire flarden. Hebben deze lieden nu werkelijk niet door dat hoe gewelddadiger ze worden, hoe begrijpelijker het wordt om in te grijpen? Of is het omgekeerd: bewust chaos schoppen opdat het institutionele geweld als rechtvaardiging en bewijs gelden voor de eerder bedachte ideeën? Inwendig en soms hardop houd ik redevoeringen en debatten met vertegenwoordigers van veehouders, tot ik in zie in welke maalstroom ik verzeild ben geraakt en de pas glimlachend vertraag.
Langs de waterkant lukt het om de wereld om me heen toe te laten. En het landschap te zien: water, blauw, een groene gordel loof, huizen en daarboven lege lucht. Het komt in me op dat ik het zie als een schilder; vormen eerder dan bomen, kleurenverschillen en schakeringen eerder dan elementen. Ongedifferentieerd. Zou dit de blik zijn van kinderen? In elk geval valt me binnen dat, hoewel ik de jongens toch vaak wat plantenkennis bij probeerde te brengen, ze die kennis even snel weer ontschoot. Eik, beuk, berk, den plataan, populier: het mocht niet baten. Het gebrek aan onderscheidingsvermogen raakte me toen, nu meen ik de vormenwereld waarin ze verkeerden te ervaren.
Het differentiëren der dingen is een groot goed én een moeilijke kunst. Het gaat alleen goed als ook regelmatig uitgezoomd wordt naar het vormloze geheel, waar geen intrinsieke betekenis heerst, maar wel samenhang. Dat vermogen zou ik verwachten bij agrariërs die dagelijks het land bewerken. Hoewel, het land bewerken en het landschap aanschouwen: deden ze dat maar. Intensieve veehouderij is verworden tot industrie, waarin differentiatie en specialisatie hoogtij vieren, en de ecologische samenhang bestaat uit van heinde en verre aan elkaar geknoopte stromen meststoffen, voer en ziektekiemen. De meeste boeren zijn vroeger op pad dan ik, maar ze zijn niet allemaal even uitgeslapen.
Vanaf “Langs de waterkant’ had je me, las en voelde ik me zacht meegevoerd tot ‘ boven de gevechtslinies van de waarneming’ naar waar ware kennis , Weten, IS. Vervolgens vanaf ‘Dat vermogen zou ik verwachten etc,’ een meedogenloos samen terug neerstorten in het slagveld vd dualiteit. 🙃 Lfs