Eindelijk ben ik onderweg. Het leek alsof de vakantie nooit zou beginnen, ben zelden zo laat op pad gegaan, lijf en geest waren al eerder afgehaakt.
Onderweg naar Oostenrijk dwingt de Duitse Rijkswaterstaat me regelmatig in smallere rijstroken, omdat er wegwerkzaamheden plaats vinden. De gele strepen zijn onmiskenbaar, ze jo-jo-en me regelmatig van 110 naar 80, terug naar 100, weer 80 en soms ook 60 km per uur. Het valt me op hoe gedwee auto’s met Duitse nummerborden de aanwijzingen opvolgen en binnen de lijntjes rijden.
Ruim honderd jaar geleden waren er nog nauwelijks verkeersregels. Het vrije rijden bestond toen nog, nieuwe voertuigen variërend van fiets tot motor en auto deden hun intrede. Natuurlijk waren er eerder afspraken over het verkeer, de karren voortgetrokken door een of meerdere paardenkrachten of opstuivende groepen ridders, bodes met boodschappen. Impliciete regels. Met toenemende snelheid, gevaar en ongelukken ontstond de behoefte om het verkeer te reguleren. Zo werden de regels steeds strikter, het verkeerscorset steeds nauwer. Hier 80, daar 50, hier wel inhalen, daar niet, hier wel doorgang, daar éénrichtingsverkeer. Eigenlijk wonderlijk dat we ons zo makkelijk over gebaande paden laten leiden.
Toch blijven we graag de grenzen opzoeken. De navigatie vertelt ons preciezer hoe hard we daadwerkelijk rijden dan de kilometerteller in de auto, daar zit altijd een marge op van fabriekswege. Want stel je voor dat de autoproducent een claim aan zijn broek krijgt, omdat door zijn toedoen wíj te hard rijden. We rijden op de limiet, omdat het kan, omdat het mag. We halen het onderste uit de kan. En anderen verwachten het ook van ons, als je over het traject tussen Amsterdam en Den Bosch langer dan twee uur doet dan heb je óf sloom gereden, óf je had panne, óf je had file. Je bent hoe dan ook niet te benijden.
Een enkele keer zie je een bestuurder doodgemoedereerd 90 km/h rijden, rustig kachelend. Nog nét krijgt die geen kwade blikken toegeworpen door voorbijstuivende anderen. Zij vermoeden vrouwen of oude opaatjes, maar soms is het een bewuste keuze. Lekker ontspannen op de rechterrijbaan, geen zorgen. Andere reizigers gaan nog trager, zijn onzichtbaar zelfs op de weg, die namen een radicaal andere afslag, en gingen met de trein.
In de afgelopen 4 á 5 decennia zijn ook steeds meer regels voor de landbouw ontstaan, Milieuverontreiniging, landschapsbehoud en dierenwelzijn maken het nodig. De grootste agrarische lobbyclubs hebben er altijd voor gestreden om de regels zo min mogelijk beperkend te laten zijn, met een beroep op de vrijheid van het boeren, van het ondernemerschap. Omdat het landbouwsysteem steeds complexer en drukker werd, ontstonden er evengoed steeds meer regels én uitzonderingen.
Waar mogelijk benut een dominante stroming onder de boeren altijd alle ruimte die de regels toelaten. Ze anticiperen op toekomstige beperkingen door bijvoorbeeld vlak voor een peildatum vlug nog een aanvraag voor een nieuwe stal in te dienen. Zo lijkt het dat ze op papier meer dieren hebben en dús verworven rechten die benut en uitonderhandeld kunnen worden.
Zelden zie je boeren bewust binnen de regels blijven, binnen de limiet, binnen de lijntjes. Zeg maar 80 of 90 km /h. En nog zeldzamer zijn de onzichtbare boeren, die niet eens op de snelweg zitten, maar een andere afslag nemen, en biologisch boeren, of sterk inzetten op kwaliteitsproducten, natuurbeheer of andere aanvullende verdienmodellen.
Boeren die op de limiet rijden, doen dat omdat het kán. Omdat hun financiers en toeleveranciers zeggen dat het kán. Het doet me sterk denken aan wat Pepijn zei toen de agent hem voor de voeten gooide dat drugsgebruik gevaarlijk is. ‘Maar het is legáál’, zei hij. Van een puber mag ik verwachten dat hij de grenzen op zoekt, dat is de aard van het beestje, onderdeel van een natuurlijke ontwikkeling. Van een agrariër verwacht ik een volwassenere opstelling. ‘Pannekoek!’ riep de agent naar Pepijn. Stikstof minister Van der Wal was net zo ondubbelzinnig met haar stilstofkaart. Onbehouwen, maar wel duidelijk. Het mót anders.
Onderhandelen over nieuwe regels bestendigt dus alleen maar gedrag om op de grens van die regels te blijven zitten. Maar ik verwacht van agrariërs dat ze een andere afslag nemen. Fundamenteel andere wegen gaan berijden, met andere perspectieven. Dáárover moet het gesprek gaan.
Pepijn had nog twee a drie jaar nodig gehad, in die tijd hadden we hem er doorheen gesleept. Zoals we hem bij zouden staan, wil ik graag de agrariërs bij staan. De pubertijd van Pepijn is hun transitie naar een nieuwe vorm van landbouw. Wij consumenten hebben daar ons deel in te spelen, onder andere met betere prijzen voor hun producten. Wat mij betreft laten we de boeren niet los, wordt er niemand onteigend, maar komen er meer boeren bij. We hebben ze hard nodig, boeren die niet alleen buiten de lijntjes durven te kleuren, maar die ook nieuwe landschappen vormgeven.
Fijn om uit deze twee blogjes te lezen hoe je vanuit de connectie met je zoons ons meeneemt in je overpeinzingen over het grotere geheel van onze samenleving en het krakende systeem. Ik lees het ook als aanmoediging om naar de samenhang te blijven zoeken, ons te blijven oefenen in het integraal kijken. Dank.
“Pepijn had nog twee a drie jaar nodig gehad, in die tijd hadden we hem er doorheen gesleept.” 🙁 Dat we er überhaupt iets – of iemand – ‘doorheen kunnen slepen’ blijkt een illusie. We staan in de eerste plaats voor de opdracht onszelf te helpen. Helder te worden over wie we zijn – Liefde – en vandaaruit dienstbaar zijn. Stemt nederig, maar ook ontspannen: we hoeven het – god dank – niet louter op de ratio te fixen. Zo mooi ook: omdat we de ander recht doen in zijn Grootsheid. En daarmee de onze (h)erkennen, ver voorbij dit tijdelijke pakketje vlees&bloed. Lfs.