Donderend valt het water van ruim 100 meter hoogte naar beneden. Onderaan de waterval staan ligstoelen, gemaakt van hetzelfde golvende hout als het plateau waar ze deel van uit maken. Geregeld komen hier groepen om te baden in de fijne waternevel; de kleine waterdeeltjes dringen tot diep in de longen door en dat schijnt gezond te zijn – in tegenstelling tot fijnstof. Even haal ik diep adem, maar dan zet ik me toch in beweging, en ga steil omhoog langs de oorverdovende watermassa. De tocht is begonnen.
Rond lunchtijd kom ik aan bij de Sulzenauerhütte, op bijna 2200 m hoogte. De bilspieren zijn stevig getest op deze eerste wandelochtend, en ik voel de enorme blijdschap om de frisse lucht, de groene bomen en de verrassende panorama’s. Het landschap is betoverend mooi in dit deel van Tirol. Uitkijkend over de vallei eet ik wat, en maak voor het eerst kennis met de rites van de berghutten. Een slaapzaal met zo’n 20 anderen is mijn deel vanavond. Ik leg mijn spullen neer en rust uit. In de middag loop ik nog een rondje van een uur dat me langs een gletsjermeer voert op 2500 m. Informatiebordjes beschrijven de teloorgang van de gletsjers, klimaatverandering komt erg dicht bij in het besef dat de Sulzenauferner gletsjer zich in 20 jaar tijd alweer een paar honderd meter heeft teruggetrokken. Op de terugweg passeer ik de Blaue Lacke, een ander bergmeertje, staalblauw ligt het water te wachten. Muisstil. Ik dompel me er in onder, het is ijskoud maar zo verfrissend. Pepijn is ver weg.
Het is warm en vol in de hut. Het loopt tegen achtten, het eten is gedaan. De wandelaars praten nog na over de tocht van de afgelopen dag, en blikken vooruit op wat hen morgen te wachten staat. Plots valt me het geluid van rinkelende dobbelstenen op. Als er niets te doen is, er geen wifi-netwerk is en geen bereik, zit er niets anders op dan om met elkaar te zijn. Gezelschapsspelletjes te doen. Ik zie mens-erger-je-niet, jatze, barricade en zo nog wat varianten. Kinderen doen mee. Ik ben in een groepje beland met een Costa Ricaan, een Nederlands stel en een Frans stel. Zij lopen al een paar dagen met elkaar op de Stubaier Höhenweg, en zijn blij met elkaar. Nog een dag zullen ze samen lopen, dan gaat het Nederlandse stel huiswaarts. Ik wordt opgenomen in hun midden.
Ook op de tweede wandeldag passeer ik een gletsjermeertje. Het omringende gras is okergeel, en tussen de bergen heeft God met een duim een perfect ronde klodder groen-blauwe waterverf afgedrukt. De Grünausee, op ruim 2300 m, is de grootste in zijn soort in de Stubai vallei, 50.000 vierkante meter, ongeveer 7 voetbalvelden. Het water is kraakhelder, de weerschijn schitterend, en als betoverd zit ik een tijdje voor me uit te staren. Om de spiegeling te zien moet ik anders kijken. De focus is niet op het wateroppervlak, maar ligt veel dieper, daaronder. Eigenlijk is er geen focus, het is meer als het binnen laten vallen van de beelden. De ogen zijn zacht. Hoe langer ik kijk, hoe meer ik van het landschap in het water zien, de bergtoppen en restanten gletsjerijs. Met deze trage blik door het gebergte lopen, dat is fijn. Voor eenmaal hoef ik juist niet oplettend te zijn om, voorbij de schone schijn van de oppervlakte, de wereld te zien.
Het is nog vroeg in de ochtend, dus dit keer maar geen verfrissend bad. Ik loop door, moet nog 400 meter klimmen. Het wandelpad glooit eerst, klimt dan steeds steiler omhoog. Ik sta af en toe stil om om te kijken; met elke gewonnen meter wordt de blik breder, en blijken er nog meer toppen, gletserpunten en bergmeertjes te zien. De bergwand is steil. Stap voor stap omhoog.
Ik bereik de bergkam. Tot mijn verrassing zie ik meerdere rugzakken moederziel alleen tegen de bergwand staan. Ik kijk op en dan zie ik het Nederlandse en het Franse stel zonder bepakking van nog hoger op de berg naar de kam lopen. Hartelijke begroeten we elkaar. Het blijkt dat er een zijpad is dat me in een paar minuten naar de top van de Mairspitze brengt. Ik laat mijn rugzak ook achter op de kam en loop omhoog. Het uitzicht op 2780 m is adembenemend. Een groot kruis markeert de bestemming. Flarden wolken trekken langs, steeds een ander deel van de dalen om ons heen prijsgevend. Verstild neem ik alles in me op. Terwijl ik terugloop gaat plotseling een telefoon. Ik schrik me rot, en kijk om me heen waar het vandaan komt. Ik leef al twee dagen met het idee dat er geen bereik is in de bergen, en had me weldadig overgegeven aan de radio stilte. Ontsteld peuter ik mijn telefoon uit mijn broekzak, in een poging het geluid snel uit te zetten. Dan zie ik dat het Boris is die me belt, en van de weeromstuit spring ik in de lucht van plezier. Ik brul haast in de hoorn; van alle momenten in de bergen kiest hij uitgerekend dit moment om mij te bellen, een van de zeldzame momenten dat ik bereik blijk te hebben, boven op een top. Verrukt beschrijf ik hem wat ik om me heen zie, voor facetime is de verbinding toch te zwak. In mijn euforie overstem ik hem haast. Hij vertelt dat er een bericht rond gaat in Nederland dat een Nederlandse man van rond de 50 wandelend in Tirol is gestorven. Ik kan hem geruststellen. Of hij daarvoor belde?, vraag ik. Het antwoord is een beetje onduidelijk. Hij dacht gewoon aan me, zegt hij. Weken later hoor ik van hem dat zijn beleving intenser was dan hij deed voorkomen. Toen hij het bericht op de radio hoorde ging zijn hart tekeer, hij voelde hartkloppingen en lichte paniek. Hij legde zijn werk meteen neer, verliet zijn collega’s en ging naar buiten om mij te bellen. Dat is wat de dood van Pepijn met hem doet. Onder de huid schuilt een gevoel van verlies, van potentieel verlies. Van verbinding. Die hij niet wil kwijtraken. Niet nog meer verlies. Hij houdt van mij, zoveel is duidelijk. Daar op de berg ben ik nog onwetend hiervan, ik ben simpelweg blij met zijn belletje. Op het juiste moment.
De afdaling naar de Nürnbergerhütte 500 meter lager is gemeen steil, en bezaaid met puntige rotsblokken. Vermoeid maar voldaan zijg ik op het terras neer, en ik besluit mezelf te trakteren op een glas bier. De middagzon brandt ongenadig op mijn kruin.



Prachtige beschrijving en ontroering beving mij door het telefoontje van Boris…